Terwijl u dit leest ben ik aan het vasten. Niet om af te vallen of mijn lichaam te zuiveren van gifstoffen want daar doe ik niet aan. Ik vast vanwege Jom Kippoer, de joodse Grote Verzoendag. Waarom doe ik als wetenschapper mee aan zo’n religieus ritueel? Ik heb het niet van thuis meegekregen, mijn vader deed de religie van zijn voorvaderen af als ‘kastje open, kastje dicht’. Dat sloeg op de diensten in de synagoge waarin een aantal keren de kast met Wetsrollen wordt geopend en na wat rituelen weer gesloten. Groot was zijn plezier toen wij ooit in Hongkong samen een Boeddhistische tempel bezichtigden. De priester beloofde ons voor 10 dollar een unieke ervaring. Hij ging ons voor naar een rood gelakt kastje, controleerde of wij keken, deed de deurtjes open zodat we het beeldje binnenin konden bekijken en deed de deurtjes weer dicht. ‘Kastje open, kastje dicht’ glimlachte mijn vader en gaf de man zijn geld.

Mij geven de godsdienstige rituelen van mijn voorouders wel voldoening. Waarom dat kon ik moeilijk uitleggen, maar sinds ik Religion for Atheists van Alain de Botton heb gelezen lukt het beter.[1] Volgens filosofen is de Botton een amateur zonder originele gedachten.[2] Hem laat dat koud.[3] Hij wil meer zijn dan filosoof, hij wil het lijden van mensen verminderen. Onze rationele samenleving heeft volgens hem geen antwoord op de pijn veroorzaakt door verlies, ziekte, mislukkingen in relaties en werk en het vooruitzicht van de dood. Voor godsdiensten daarentegen is dat core business.

Ik geloof niet in een man met baard die ons vanuit de lucht in de gaten houdt. Ook de misdaden die met een beroep op God of Allah worden gedaan maken mij huiverig. Maar godsdiensten beschikken wel over technieken om mensen te verzoenen met het onafwendbare, om onze aandacht te concentreren op belangrijke dingen, om ruimte te geven aan emoties en om ons samen te brengen. Waarom zouden we die niet gebruiken? Wie een ouder, partner of kind verliest kan rondbeuken in zijn verdriet tot hij er niet meer uitkomt. Dat is al duizenden jaren zo en daarom hebben religies rouwrituelen. Een jood die een dierbare heeft verloren maakt een scheur in zijn shirt. Na de begrafenis zit hij zeven dagen thuis waar geloofsgenoten langs komen, eten brengen, praten over de dode en de gebeden met hem uitspreken. In de synagoge zegt hij voor de overledene het Kaddiesjgebed, eerst dagelijks of wekelijks en daarna jaarlijks.[4] De dode komt er niet mee terug, maar het helpt degene die achterblijft om verder te gaan.

Religie heeft ook methoden om je bij de les te houden. Voor Boeddhisten is Volle Aandacht – ‘Mindfulness’ – een centraal begrip. In je eentje breng je dat moeilijk op; even Facebook checken of iemand je aardig vindt en weg is je meditatie. De discipline van een groep met vaste rituelen helpt om verder te komen dan alleen goede voornemens.

Religie heeft mededogen met gevoelens waar een volwassene zich voor geneert. Tijdens de SWOT-sessie op de hei waar je met collega’s de Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats van je bedrijf identificeert durf je veel op de flipover te schrijven maar niet:ik wou dat mamma me vasthield. De synagogale liturgie erkent die hunkering. We zingen de woorden die de profeet Jeremia van God hoorde: Is Efraïm Mij een lievelingszoon, een troetelkind, dat Ik, zo vaak als Ik van hem spreek, gedurig weder aan hem denken moet? Daarom is mijn binnenste over hem ontroerd, Ik zal Mij zeker over hem ontfermen.[5] (In het Hebreeuws is het mooier.) Je krijgt je vader en moeder er niet mee terug, maar het troost wel.

Het doel van Grote Verzoendag is je te doordringen van wat je het afgelopen jaar verkeerd hebt gedaan. Wie heb je gekwetst, benadeeld, genegeerd? De tien dagen vóór Grote Verzoendag moet je gebruiken om het met die personen weer goed te maken. Op de dag zelf bekennen we met zijn allen dat we fouten maken en vragen we om vergeving. Met negenhonderd mensen tegelijk zingen we de Hebreeuwse tekst die de misstappen van de  mens opsommen: machtsmisbruik, haat, roddel, vreemd gaan en nog veertien andere.[6] In het gebedenboek volgt na elke zes zonden de smeekbede om vergeving, gezongen op oude, meeslepende melodieën, samen met mensen die ik ken of die in elk geval bekend voelen. Ik herken in vreemden in de synagoge soms de trekken van lang geleden gestorven ooms of tantes. Geen wonder; Nederlandse joden trouwen al 300 jaar onder elkaar dus we hebben veel gemeenschappelijk DNA.

Last but not least is er het gevoel van continuïteit. Ik doe wat eerdere generaties op deze dag deden; dezelfde Hebreeuwse teksten, dezelfde rituelen. Zij zijn dood en vergaan en binnen dertig jaar ben ik dat ook, maar de herhaling geeft een gevoel van bestendigheid. Het geeft troost voor de uitzichtloze vergankelijkheid waar ons vermogen tot zelfreflectie ons mee confronteert.

Als de duisternis gevallen is zingen we nog één keer ‘Vergeef Ons’, en dan gaan we snel naar huis want we rammelen van de honger. Niets heerlijker dan een maaltijd na 24 uur vasten.



[1] Alain de Botton. Religion for Atheists – A non-believer’s guide to the uses of religion. Penguin Books 2012. Nederlandse vertaling: Religie voor atheïsten – Een heidense gebruikersgids. Atlas Contact 2013.

[3] De Botton lijkt de these van Marx ter harte te nemen: ‘Die Philosophen haben die Welt nur verschieden interpretiert; es kömmt drauf an, sie zu verändern.’ Karl Marx, 1845, Thesen über Feuerbach No 11. www.mlwerke.de/me/me03/me03_005.htm
(kömmt, niet kommt; zie http://commons.wikimedia.org/wiki/File:ElfteThese.jpg)

[4] De precieze gebruiken verschillen tussen joodse kerkgenootschappen en ook nog eens van plaats tot plaats. Zie bijv.Rabbijn Raphaël Evers. Kaddiesj – theoretische en praktische aspecten van het Kaddiesj-gebed. Nederlands Israëlitisch Seminarium, 1992.

[5] Jeremia 31:20. Vertaling: Nederlands Bijbel Genootschap, 1951. www.biblija.net 

[6] Gebeden voor Rosj Hasjana en Jom Kipoer, Verbond van Liberaal Religieuze Joden in Nederland, 1983, p 312-313.
De orthodox-Joodse liturgie noemt niet 18 maar 44 zonden; zie The Complete Artscroll Machzor – Yom Kippur, Mesorah Publications, New York 2005, p 855-864.