In het Verzetsmuseum in Amsterdam is een tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog met een opmerkelijke boodschap: tot aan de Hongerwinter at men in de oorlog gezonder dan vóór de oorlog.[1] Is dat waar? Dat was even zoeken, maar ik ben er uit.
De eerste vraag gaat over de kwantiteit, dus of men vóór de oorlog teveel at en in de oorlog een gezonde hoeveelheid. Historicus Gerard Trienekens zei zoiets in zijn proefschrift uit 1985.[2] Volgens hem aten de vooroorlogse volwassenen meer dan 3000 kilocalorieën (kcal) per dag[3] terwijl ze hooguit 2500 kcal verbrandden.[4] Ze hielden dus dagelijks 500 kcal over en daar zouden ze aardig dik van zijn geworden, maar die 2500 kcal klopt niet. Dat is wat een man verbrandt die niets anders doet dan zitten, autorijden en TV kijken. Een man die fietst en sport verbruikt minstens 3000 kcal[5] en een vooroorlogse arbeider verbrandde nog meer.[6] Van 3000 kcal eten per dag kon hij dus nooit dik worden. Maar dat is theorie; hebben we de gewichten van de mensen uit die tijd?
Die hebben we van kinderen. Amsterdamse schoolkinderen hadden in 1935-1940 een ideaal gewicht[7] en aten dus niks te veel. Voor volwassenen kon ik geen cijfers vinden maar ik kwam wel tegen hoeveel mensen er diabetes hadden; dat zegt indirect iets over hoeveel vetzucht er was. Mensen met aanleg voor diabetes type 2 (het meest voorkomende type) krijgen die ziekte namelijk pas als ze te dik zijn. In 1999 had één op de vijftig Nederlanders diabetes, in 2014 één op de twintig[8] en dat komt door onze vetzuchtepidemie. In de dertiger jaren van de vorige eeuw had hoogstens een op de tweehonderd Nederlanders diabetes.[9] Daarom kunnen volwassenen aan het begin van de oorlog nooit massaal dik zijn geweest.
Voor de oorlog at men dus niet teveel. En in de oorlog? Een arbeider had toen nog steeds 3000 kcal per dag nodig en misschien meer, want men moest meer lopen en sjouwen.[10] Maar hij kreeg in 1941 nog maar 2500 kcal per dag binnen en in 1943 2200.[11] Dat blijkt uit enquêtes bij honderden gezinnen waarvan de huisvrouw een week lang alles wat het gezin at woog en opschreef. Ze zal wel eens iets vergeten hebben, bijvoorbeeld voedsel van de zwarte markt, maar intussen vermagerde men wel.[12] Het beste weten we dat weer bij de kinderen:in maart 1944[13] – ruim voor de Hongerwinter – waren Amsterdamse dertienjarigen drie kilo lichter en twee centimeter korter dan dertienjarigen vóór de oorlog,[14] en toen waren ze al niet dik. Dat wijst op voedingstekorten,[15] al speelden kinderziekten zoals difterie en roodvonk mogelijk ook een rol.[16]
De hoeveelheid eten was dus in de oorlog te weinig. En de samenstelling? Die was ook niet ideaal. Het voedsel bestond grotendeels uit groenten, bonen, brood, melk en heel veel aardappelen. Vooral plantaardig dus. U denkt misschien dat plantaardig eten alles bevat wat een mens nodig heeft maar dat is een mythe. Meer groenten en bonen in plaats van vlees is goed voor de lijn en voor het klimaat, maar een voeding totaal zonder vlees, vis, zuivel of eieren leidt op den duur tot tekorten. Planten bevatten bijvoorbeeld geen vitamine B12. Een tekort aan B12 tast op den duur de hersenen aan, vooral bij kinderen; dat gebeurde in de jaren ’70, toen sekteleider Adelbert Nelissen ouders er toe overhaalde om hun kleine kinderen volledig macrobiotisch-veganistisch te voeden. Die kinderen raakten ondervoed en ze hebben dat nooit meer ingehaald; als tieners hadden ze nog steeds slechter functionerende hersenen.[17]
Plantaardig eten is ook arm aan andere voedingsstoffen, waaronder jodium, vitamine D en calcium.[18] Tijdens de oorlog werd er daarom jodium meegebakken in het brood,[19] kinderen kregen zo nu en dan vitamine D pillen (levertraan was er niet meer) en zoveel mogelijk melk.[20] Of ze tekorten aan vitamine B12 hadden weten we niet, B12 werd pas later ontdekt.
Het plantaardige eten leidde tot nog andere problemen. Groenten bevatten weinig calorieën, daardoor hadden de mensen honger en dus waren ze doorlopend aan het knauwen, bijvoorbeeld op wortels. De beroemde chirurg Boerema moest in Groningen zo nu en dan patiënten opereren bij wie het eten van grote hoeveelheden plantaardig voedsel had geresulteerd in een voedselbal die de darm afsloot. Hij sneed dan de buik open, pakte de darm inclusief de voedselbal vast, wreef de kluit wortelen, snijbonen of appel fijn en duwde die door naar onderen, ‘waarna spoedig herstel volgde’.[21]
De voeding was tijdens de eerste vier jaar van de oorlog dus krap en onvolwaardig. Tot aan de Hongerwinter van 1944-1945 heerste er echter geen hongersnood. Dat was vooral te danken aan het onvermoeibare hoofd van de landelijke voedselvoorziening, Ir. Stephanus Louwes en zijn mensen, die hemel en aarde bewogen om zoveel mogelijk voedsel te bemachtigen en eerlijk te verdelen.[22] Louwes verdient daarvoor een standbeeld. Maar ondanks zijn inspanningen was het eten in oorlogstijd karig, eenzijdig, onsmakelijk en niet echt gezond. Mocht u desondanks trek hebben in tulpenbollensoep, dan kunt u tot eind mei terecht in het Verzetsmuseum.
-------------------------------------------------------------
Martijn Katan is biochemicus en emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Reacties: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.of facebook.com/martijnkatan

[1]Verzetsmuseum Amsterdam, 2016. Eten in Oorlogstijd. P. 6: ‘Uit later onderzoek bleek dat het dagelijks menu tot aan de Hongerwinter juist gezonder werd dan voor 1940’. Zie ook Proefschrift Trienekens p. 370: ‘Verdere oorzaken van een kwalitatieve verbetering waren de toegenomen consumptie van groenten, peulvruchten, aardappelen, graan, magere kaas en taptemelk, bij een vermindering van de consumptie van dierlijk en plantaardig vet, vlees, eieren en genotmiddelen.’
[2]Trienekens GMT. Tussen ons volk en de honger - de voedselvoorziening, 1940-1945. Proefschrift, 24 mei 1985, Landbouwhogeschool Wageningen.
[3]Proefschrift Trienekens, Tabel LXIII: gemiddelde opname van groepen volwassenen mannen en vrouwen varieerde in 1930 –1937 tussen de 2569 en de 3975 kcal/d, gemiddeld 3231 kcal.
[4]Proefschrift Trienekens, p. 362-363. ‘Volgens de thans gangbare normen moet dit voedsel tussen 2.200 en 2.500 kcal en 65 g eiwit per dag bevatten. Het RBWO ging er in de bezettingstijd van uit dat per normale verbruiker minstens 2.400 kcal nodig waren. Uit het bovenstaande valt te concluderen, dat er tot en met het balansjaar September 1943/44 gemiddeld ruim voldoende voedingsstoffen aanwezig zijn geweest.’
[5]Hall, K.D. et al 2011. Quantification of the effect of energy imbalance on bodyweight. The Lancet 378, 826–837.Hierop is de Body Weight Planner van Hall gebaseerd waarmee ik de berekeningen heb gedaan www.niddk.nih.gov/health-information/health-topics/weight-control/body-weight-planner :
Man 30 jaar, 175 cm, 75 kg, work & leisure physical activity beide ‘very light’ (PAR 1.4): benodigde hoeveelheid 2381 kcal/d. Work & leisure physical activity beide ‘Moderate’ (PAR 1.8): 3061 kcal. Heavy work, Active leisure (PAR 2.1): 3571 kcal.
Idem voor een vrouw van 170 cm en 65 kg: 1965, 2526 en 2947 kcal/d.
[6]Zie Polscommissie, hieronder. De Amerikaanse normen waren in die tijd voor een man van 70 kg met matige resp. zware lichamelijke activiteit 3000 resp 4500 kcal/d. (Keys, A., Brozek, J., Henschel, A., 1950. The Biology of Human Starvation. Univ Of Minnesota Press, vol I, Table 168)
[7]Tuntler, J., 1945. Onderzoek naar den Voedingstoestand van Schoolkinderen te Amsterdam 1935-1945. Tijdschr Soc Geneesk 23, 106–124. Tabel 1. De huidige normen berusten op gewichten gemeten in ondergoed terwijl de Amsterdamse kinderen werden gemeten met hun bovenkleding aan. Daarom heb ik de mediane gewichten in Tabel 1 verminderd met 0.5 kg en gedeeld door het kwadraat van de lengte. Dat leverde de BMI per leeftijdsgroep. De waarden van kinderen in 1980 gelden als norm. Bij de jongens was in 1935-1940 de BMI gemiddeld 100% van die in 1980 en bij de meisjes 97%. Voor 1980 zie Schönbeck, Y. 2011. Increase in Prevalence of Overweight in Dutch Children and Adolescents: A Comparison of Nationwide Growth Studies in 1980, 1997 and 2009. PLoS ONE 6, e27608. Ik heb ook per halfjaarsgroep en geslacht het gewicht tegen de lengte in 1935-1940 uitgezet in de Normatieve Groeidiagrammen 1-21 jaar 2010 van TNO; daarin volgden ze vrijwel de P50.
Zie ook de Jong L. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel VII p 256 (boek) / p 266 (wetenschappelijke uitgave): bij vierduizend schoolkinderen in Tilburg lag het gemiddelde gewicht 12% beneden het normaal geachte peil
[8]Overbeek, J.A. et al 2017. Meer dan verdubbeling van de prevalentie van diabetes - Diabetes mellitus in Nederland in de periode 1999-2014. Ned Tijdschr Geneeskd 160, D673. Het precentage was in 1999 1,8% en in 2014 4,9%.
[9]Van Dalen, J., 1942. Eenige gegevens betreffende verbreiding en aard van diabetes mellitus te Enschede. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 86, 1501–1510. Eind 1940 had 0,3% diabetes. Dat lijkt vooral type 2 te zijn, de patiënten hadden het rond hun 50e-55e jaar gekregen. Degenen die het voor hun 40e kregen (type 1?) overleefden niet lang. Dit was een prevalentiemeting toen de oorlog al was begonnen, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat er voor de Duitse inval veel meer diabetici waren en dat die in de eerste maanden van de bezetting ineens waren genezen. Van Dalen citeert ook 0.6% voor Amsterdam en 0,4% voor Utrecht; onduidelijk wanneer die zijn gemeten.
Boom, B., 1941. Over de frequentie van diabetes. Ned Tijdschr Geneeskd 85, 1098–1099 vermeldt een prevalentie van 0.25% -0.5% (Groen, Amsterdam ca 1938-39: 0.5%).
[10]Dit is speculatief, ik ken hier geen metingen van
[11]Commissie tot onderzoek van de voedings- en gezondheidstoestand der Nederlandse bevolking (z.g. Polscommissie van de Voedingsraad). Rapport betreffende het onderzoek naar de voedings- en gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking in de jaren 1941-1945, uitgezonderd de z.g. hongerwinter (1944-1945). Deel I, Voeding; Deel la, Voeding (Bijlagen), 1953. s-Gravenhage.
In 1941 werden 649 gezinnen onderzocht (rapport I p 8), in ’42 589, in ’43 481 en in ’44 193. Per gezin werd 7 dagen de consumptie of voorraadvermindering van voedingsmiddelen gewogen en opgeschreven. Gegevens werden m.b.v. uitgebreide correcties, o.a. voor leeftijd en geslacht van gezinsleden, omgerekend naar persoonsequivalenten. Dat leverde de mediane calorie-innemingen (I tabel 12, p. 21). De aanbevelingen van de Voedingsraad 1952 werden ook omgerekend naar deze gezinnen (I p. 7). Daaruit volgde dat het mediane handarbeidersgezin (d.w.z. het gezin met de middelste van alle opnamewaarden) in 1941 83% en in 1943 73% van hun benodigde calorieën binnenkreeg. Zoals de cie opmerkt (I p. 7) “ligt de conclusie voor de hand dat de werkelijkheid een gunstiger voedingsbeeld heeft vertoond”, omdat iedereen zoveel mogelijk eten buiten de gezinsmaaltijden bijeen snaaide. Anderzijds was wellicht de mate van lichamelijke inspanning in 1940-1944 groter dan in 1952, het jaar waarop de behoeftes waren gebaseerd.
[12]Huidplooien werden ook dunner, zie figuur 2, II in: Steijling, W., 1947. Santé et nutrition de la population de la Hollande occidentale depuis mai 1941 jusqu’en août 1945, in: Enseignements de la guerre 1939-1945 dans la domaine de la Nutrition (Bigwood EJ, ed). Presented at the VIIe Congrès de Chimie Biologique, Masson et Cie, Liège, pp. 177–199.
[13]De metingen werden gedaan ‘in de weken voor de Paasvakantie’, en Pasen 1944 viel op 9-10 april.
[14]Tuntler, J., 1945. Onderzoek naar den Voedingstoestand van Schoolkinderen te Amsterdam 1935-1945. Tijdschr Soc Geneesk 23, 106–124. Figuur 3 en 4 en Tabel 6.
Zie ook de Jong L. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel VII p 256 (boek) / p 266 (wetenschappelijke uitgave): bij vierduizend schoolkinderen in Tilburg lag het gemiddelde gewicht 12% beneden het normaal geachte peil
[15]League of Nations, Geneva 1946: Food, famine and relief 1940-1946. P. 54: In Belgium, Finland, the Netherlands and Norway, rations apparently represented some 2300-2800 calories per consumption unit a day. These figures are lower than pre-war and as much as 20% below normal requirements, but they do not on the whole indicate a critical shortage of calories, though more or less severe partial shortages occurred, particularly among the city people too poor to patronize the black market.
[16]Neurdenburg MG. Algemeene statistiek der mortaliteit en morbiditeit. In: Boerema I (red.), 1946. Medische ervaringen in Nederland tijdens de bezetting 1940-1945, p. 369. Wolters, Groningen & Batavia, 1947. De toename van sterfte aan difterie, roodvonk en kinkhoest (Tabel 23) wijst erop dat deze ziekten meer en/of ernstiger voorkwamen.
[17]Louwman MW 2000. Signs of impaired cognitive function in adolescents with marginal cobalamin status. Am J Clin Nutr. 72:762-9.
[18]Sanders TAB. Ch 17: Vegetarian Diets. In G. Geissler and H. Powers (editors). Human Nutrition. Elsevier, 2005.
11th ed. Amsterdam
[19]  Gezondheidsraad 2008. Naar behoud van een optimale jodiuminname. P. 19-20: ‘In 1942 is gestart  met het toevoegen van deze stof <jodium> aan broodzout en keukenzout’.
[20]Verstrekking van vitamine D en vitamine C: Ned Tijdschr v Geneeskde 20 maart 43: Rijksbureau verstrekt vitamine C aan geselecteerde groepen. Idem 17 jan 1942 en 25 mrt 1944 www.ntvg.nl/artikelen/nieuws/gratis-verstrekking-van-vitamine-c 18 april 1942: grote moeite met import vit C. 12 dec 1942: bloed vitamine C lager dan in vredestijd maar nog niet alarmerend. www.ntvg.nl/artikelen/de-vitamine-c-voorziening-oorlogstijd. 19 sep 1942. Vitamine-D-verstrekking www.ntvg.nl/artikelen/nieuws/vitamine-d-verstrekking. Futselaar stelt in zijn proefschrift: ‘rickets initially increased, which led to the government decision to supplement the intake of vitamin D by distributing vitamin D tablets in schools.’Futselaar, R., 2007. Lard, lice and longevity: the standard of living in occupied Denmark and the Netherlands, 1940-1945. University of Amsterdam, p. 269. Als bron haalt hij aan: Verslagen en mededelingen betreffende de volksgezondheid (1944-1945) 846.
[21]Boerema I. Chirurgie. In: Boerema I (red.), 1946. Medische ervaringen in Nederland tijdens de bezetting 1940-1945, p. 77-78. Wolters, Groningen & Batavia, 1947.
[22]Zie Proefschrift Trienekens en de Jong L. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, o.a. deel VII